Spelregels
Het Jeu de boules (petanque) spel is super simpel, maar wel iets anders dan de meeste mensen denken. Maximaal 6 personen per baan.
​
De boule
Bij jeu de boule probeert men met precisie een metalen bal ( de boule) zo dicht mogelijk te plaatsen bij een klein balletje dat als eerste wordt uitgeworpen (de cochonnet of but). In beginsel speelt elke speler met drie metalen ballen.
​
Deze stalen ballen hebben een doorsnede tussen 7 en 8 centimeter en wegen tussen de 700 en 800 gram.
​
Er wordt gespeeld met 2 to 6 personen:
-
Tête-à-Tête: 1 tegen 1 (iedere speler gebruikt 3 boules)
-
Doublette: 2 tegen 2 (iedere speler gebruikt 3 boules)
-
Triplette: 3 tegen 3 (iedere speler gebruikt 2 boules)
​
Doel van het spel: gooi de boule zo dicht mogelijk bij de "but".
​
Het begin
Vanaf het beginpunt, de cirkel, gooit een speler een kleine houten bal, de but, zes tot tien meter ver. Nu is het de bedoeling om de metalen ballen zo dicht mogelijk bij de but te gooien. Afhankelijk van de gesteldheid van het terrein kan dat op verschillende manieren. De simpelste manier is gewoon rollen. Meestal gebeurt dat op een aangelegde baan. Maar op een hobbelige en zelf aangelegde baan wordt dat moeilijker. Vaak gaat men dan over tot schieten, op zijn Frans “tirer”. In dit geval hou je de bal onderhands vast. Je gooit de bal dan met een hoge boog zo dicht mogelijk naar de but. Om te voorkomen dat de bal te ver doorschiet geeft je hem een beetje “backspin” mee.
Het is de bedoeling om je eigen bal zo dicht mogelijk bij de but te gooien, maar je kunt ook een bal van een tegenstander die dicht bij de but ligt, van zijn plaats te gooien.
​
Het spelverloop
-
De toss bepaalt welk team begint.
-
Elk team speelt zes boules (drie boules per speler).
-
Het team dat de toss heeft gewonnen (team A) tekent een cirkel van 35 tot 50 cm op de grond. Een speler van dit team gooit de cochonnet (het but, of houten doelballetje) vanuit de cirkel op een afstand tussen de 6 en 10 meter van de cirkelrand, op tenminste één meter afstand van de achterlijn.
-
Dezelfde of een andere speler van team A gooit hierna de eerste boules, zo dicht mogelijk bij de uitgeworpen but. Een boule wordt altijd onderhands gegooid (met de handpalm naar boven) en met beide voeten in de cirkel.
-
Een speler van team B probeert nu zijn boule dichterbij de but te werpen. De boule van team A mag hierbij worden weggeschoten of de cochonnet mag met de boule verplaatst worden. Team B blijft proberen dichterbij te komen tot het gelukt is (of de boules op zijn!)
-
Komt de boule van team B dichterbij, dan is team A weer aan de beurt om dichterbij te komen. Men gaat hiermee door tot het gelukt is.
-
Zo blijven de teams afwisselend werpen totdat een van de teams geen boules meer heeft. Vervolgens probeert het andere team de resterende boules ook dichterbij de cochonnet te werpen dan de boule van de tegenpartij.
-
Iedere boule die dichterbij de “but” ligt dan de beste boule van de tegenstander telt voor 1 punt. Alleen het winnende team krijgt punten.
-
Het team dat deze werpronde heeft gewonnen werpt de cochonnet opnieuw uit vanaf de plaats waar hij ligt en plaatst de eerste boule.
-
Het team dat als eerste 13 punten uit de diverse werprondes verzamelt wint de partij.
​
Voorbeeld
In de onderstaande spelsituatie (Doublette) spelen A en B tegen elkaar. Team A werpt als eerste met A1.
Hierna speelt Team B. De bal (B1) komt dichter bij de but en is Team A dus weer aan de beurt. Team A speelt nu A2. Deze ligt nog steeds verder van de but als de boule van Team B. Team A speelt dus ook de derde boule.
Hierna speelt Team B de 2e en 3e boule. Uiteindelijk liggen B1 en B2 het dichtste bij de but. Team B krijgt dus 2 winstpunten.